Afbeelding

Column Eva Schuurman - België

Algemeen

'Hé lieverds, hebben jullie nog naar het Jeugdjournaal gekeken op school?'
De kinderen zijn 3 nachtjes bij papa geweest en de wereld is intussen anders. Voorzichtig pols ik naar impact en informatie. 'Wat is er gebeurd in de wereld?' De jongste glijdt geheel natuurlijk uit het gesprek en de oudste begint te vertellen. Over dat er aanslagen zijn geweest in België, op het vliegveld en in de metro. 'En waar ligt dat ook alweer? België?' Vraag ik semi nonchalant. 'Dat is ons buurland.' Zegt ze. 'En is dat eigenlijk dichtbij? Een buurland?' Vraag ik dan.

Nederland wordt in de lucht getekend, eerst als een soort van vuist en daarna in de vorm van een kromme worm. Beiden keren stipt ze onderaan met haar linkerhand de positie van ons buurland aan. In haar wereld is dat mijlenver bij ons vandaan. Bovendien zegt ze daarna lacherig, geruststellend dat er in ons dorp écht nooit wat gebeuren zal.

We drinken thee en limonade en eten stroop- en pennywafels, keuvelen over school en verkering en invaljuffen. En ik denk: Wat moet ik nog zeggen? Wat kan ik doen? Moet ik haar vertellen dat Nederland geen kromme worm is en dat België wel degelijk naast de deur ligt? Dat we mensen kennen die er vandaan komen en naartoe gaan? In een land waar ze ons herkennen en verstaan? Of zal ik de voordeur sluiten en al onze naïeve goedheid verzamelen in deze kamer? Wat kan ik doen?

Ik kan een huis voor ze bouwen, met muren van liefde en een dak van troost. Waarin niemand monddood gemaakt wordt en je altijd alles mag vinden. Door de beslagen ramen kan ik de wereld gedoseerd binnenlaten, er kan muziek uit de boxen schallen, mee blèren kan ik, van 'lief, hou me vast want nu ben ik nog bij je', taart eten op een dinsdag, de dekens luchten en daarna warm instoppen, kasten dichtlaten en schermen uit. En wanneer ik het even niet meer weet, zijn er in dit huis nog altijd mijn armen en mijn schoot. Maar meer, meer kan ik niet doen.

In een wereld waarin verdoofde mensen leven die zichzelf doelgericht afschieten naar een beloofd paradijs. Dolende omhulsels die geen verwarmde huizen hebben met filterende gordijnen, waarin geen haardvuur knisperend fluistert van genegenheid en steun. Maar kille huizen waarin eenduidig gesproken wordt, met zinnen als denderende voertuigen zonder rem. Koude huizen zonder thermostaat, waarin geen banken staan waarop je weg kunt zakken en vergeten zult dat je verdwaald bent. Zonder vloeren waarop de zachtheid van het vertrouwde tapijt haat in melancholie doet veranderen. Huizen in straten, zoals de onze. Waarin de berusting nooit sussend zingen zal: 'Je hoeft niet meer te zoeken, je bent gevonden.'

Wat kan ik doen? Ik kan de ijsbloemen van de ramen blazen met rust en vertrouwen. Dan de voordeur openzwaaien en opzoek gaan naar paaseieren van Belgische chocolade. Voor bij de thee en limonade. En dan tegen de kinderen zeggen, met een volle maag: 'Ik zie u graag.'

22 maart 2016, winter in België

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant