Henk Gosselink (rechts) en Harrie Jansen gingen jarenlang samen op pad in hun jachtgebied tussen Steenderen en Toldijk. Foto’s: Luuk Stam

Henk Gosselink (rechts) en Harrie Jansen gingen jarenlang samen op pad in hun jachtgebied tussen Steenderen en Toldijk. Foto’s: Luuk Stam

Na halve eeuw verruilt Henk (87) het jachtgeweer voor de drijverstok

Natuur

STEENDEREN – Vijftig jaar lang speelde de jacht een grote rol in het leven van Henk Gosselink uit Steenderen. Met de liefde voor de natuur als grootste drijfveer, al behoefde dat vaak heel wat uitleg, ook in zijn naaste omgeving.

Door Luuk Stam

Als Henk Gosselink in zijn jonge jaren op jacht was geweest, dan wisselde zijn vader Bertus vaak dagenlang geen woord met hem. Vader Gosselink vond het maar niks, dat jagen. De natuur regelt zichzelf, zo was zijn opvatting. Zijn zoon zag dat heel anders, de nu 87-jarige bleef altijd jagen. Tot nu, want de man uit Steenderen heeft zijn jachtwapen en zijn vuurbuks onlangs ingeleverd, na vijftig jaar is hij gestopt als actief jager. “Die flexibiliteit die je nodig hebt, die wordt met de jaren minder”, klinkt het. “Een keer is het mooi geweest.”

Het is het einde van een tijdperk, want naast de eigen woonwinkel, die Henk Gosselink samen met zijn vrouw Dinie jarenlang aan de Steenderense Landlustweg runde, was de jacht een groot en belangrijk deel van zijn leven. Voordat hij zelf als jager op pad ging, was Gosselink al twaalf jaar lang vaste drijver bij de jacht rondom het stadje Bronkhorst. Het was er een herenbedoening, maar tegelijk een heel goede leerschool, zo vertelt hij nu. Het was ook daar al, waar zijn liefde voor de natuur en het wildleven opbloeide.

Jachtcombinatie
Om dat verder te duiden, is aan de keukentafel in Steenderen ook Toldijker Harrie Jansen (68) aangeschoven. Met hem en diens zoon Rutger (39) vormde Gosselink jarenlang een zogeheten jachtcombinatie. Met z’n drieën gingen ze als lid van de Wildbeheereenheid (WBE) Steenderen en omstreken op pad in hun jachtgebied van zo’n 160 hectare, gelegen tussen Steenderen en Toldijk. Een gebied met veelal uitgestrekte stukken weiland, in de verte een rij bomen of een laag stuk struikgewas, hier en daar een boerderij met bijbehorend erf.

‘Als je wil schieten om het schieten, dan moet je geen jager worden’

De mannen delen een passie, zo’n zeven keer per jaar trokken ze er nog samen op uit. In de beginjaren was dat nog om de week, het is in de loop der tijd steeds meer gereguleerd. Niet in de laatste plaats door de jagers zelf, want het belang van de natuur staat – hoe gek dat misschien ook klinkt – voor hen naar eigen zeggen voorop. Ja, ze schieten hazen, grotendeels voor eigen gebruik, maar houden met name ook het ‘schadelijk wild’ kort, zoals de kraai en de vos. “Doe je dat niet, dan kun je geen hazenstand opbouwen”, stelt Harrie Jansen. 

Beschutting
Die hazenstand ligt in hun jachtgebied ver boven het landelijk gemiddelde, voor Gosselink en vader en zoon Jansen een teken dat ze het goed doen. “Want dat de natuur zichzelf regelt, dat is hier allang niet meer zo”, aldus Harrie Jansen, wijzend op het door ruilverkaveling en schaalvergroting ontstane landschap. “Vroeger had je kleine stukjes land met overal beschutting voor het wild, plekken om te kunnen schuilen, die zijn er nu veel en veel minder. Als je de natuur nu haar gang laat gaan, dan zijn het de rovers zoals de kraai die overleven, dan maken jonge haasjes geen schijn van kans.”

Het is steeds zoeken naar evenwicht. De jagers zijn wettelijk verplicht om te streven naar ‘een redelijke wildstand’, waarbij er altijd voldoende hazen in het veld aanwezig blijven, maar niet zoveel dat boerenoogsten gevaar lopen. Als er voldoende hazen zijn, mogen de jagers jaarlijks van 15 oktober tot en met 31 december een aantal van deze dieren schieten om op te eten. Hierover maken ze onderling afspraken. Vaak ging het de laatste jaren rondom Steenderen om één haas per geweer per drift. “Je moet jezelf beperkingen opleggen”, stelt Gosselink.

Pet afnemen
Voor de één is dat gemakkelijker dan voor de ander, de 87-jarige was er volgens zijn jachtkameraden een meester in. “Ergens is het jagen een soort oerdrift, want vroeger jaagden de mensen voor het levensonderhoud”, zegt Jansen, die vaak met bewondering naar Gosselink keek. “Henk zei weleens: ‘Je moet niet schieten om het schieten.’ Als hij één haas had afgeschoten, dan kon hij voor de volgende haas die voorbij rende het geweer laten rusten en zijn pet afnemen. Dat is voor mij een teken dat je een echte natuurliefhebber bent.”

‘Dat de natuur zichzelf regelt, dat is hier allang niet meer zo’

Gosselink knikt: “Ik noemde het altijd eerbied voor het wild. Als je wil schieten om het schieten, dan moet je geen jager worden, dan moet je bij een schietvereniging gaan. Als ik op pad was voor de jacht, dan voelde ik een enorme verbondenheid met de natuur, met al het leven om me heen. Ik heb zo vaak bij mezelf gedacht: Henk, wat is het een voorrecht dat je hier mag lopen, dat je dit mag doen. We gingen ook geregeld ’s avonds nachtkijken, tellingen doen, meestal in opdracht van de provincie Gelderland. Wat je dan ziet, is fantastisch.”

Deze jagers kennen de fijne kneepjes, zijn door de wol geverfd. Veel hebben ze in de praktijk geleerd. Tegenwoordig bestaat er een jachtopleiding. Een heel goede zaak, vinden de mannen. Eén wijze les alvast: schiet een haas in de flank, nóóit in de kont. “Want dan is de kans dat je het dier te pakken krijgt heel klein, maar zal die haas het uiteindelijk alsnog niet overleven”, verklaart Gosselink, die dit al leerde in zijn tijd in Bronkhorst. “Als een jonge jager daar per ongeluk een haas in de kont schoot, ging het van: ‘Dat doe je nog één keer en dan kun je hier vertrekken.’ Dat ging heel streng, maar dan leer je wel hoe het moet.”


Gosselink heeft naar eigen zeggen eerbied voor het wild: ‘Als ik op pad was voor de jacht, dan voelde ik een enorme verbondenheid met de natuur, met al het leven om me heen.’ 

Jachthut
Het moment van afzwaaien stelde Gosselink zo lang mogelijk uit. Toen hij 80 jaar werd, kochten Harrie en Rutger Jansen voor hun jachtmaatje op leeftijd al een drijverstok. Hij gaf een feestje ter ere van zijn verjaardag, het zou direct een mooie gelegenheid zijn om zijn afscheid van de jacht aan te kondigen, zo dachten de twee. Maar het verwachte woordje bleef uit, Gosselink ging door. De stok kreeg een plek in de jachthut van de mannen in Toldijk, om daar vervolgens nog zeven jaar te hangen.

Die jachthut vormt de spil tijdens de jachtdagen, met een samenkomst tussen de middag en na afloop een borrel met etentje. Die momenten hoopt Gosselink er ook de komende jaren nog bij te zijn, ook nu hij geen actief jager meer is. “Ik heb een geweldige tijd gehad”, klinkt het. “Er staan jongeren te wachten, die ook graag mee willen, zij moeten ook de kans krijgen.” Als hij er zelf nog eens mee op uit trekt, dan zal het zonder jachtgeweer zijn, met drijverstok. Voor een haas in het veld zal Henk Gosselink enkel nog zijn pet afnemen.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant