Vliegjes

Alsof ze een appgroep hebben. Een digitaal verzamelpunt. Zo’n plek die het hele jaar in ruste is en bij de eerste de beste serieuze lentedag ineens tot volle bloei komt. Zo van: ‘Jongens, we mogen weer! De zon schijnt! Maar nu echt. Het wordt warm. We kunnen uitvliegen. Waar spreken we af? Woensdagmiddag op het fietspad? Mooi, tot dan!’

Nou, ze waren er weer hoor. Het fietspad tussen Hengelo en Vorden stond overduidelijk op het lijstje. Niet één vliegje, maar zwermen van een stuk of honderd. Hangend anderhalve meter boven het asfalt, klaar om toe te slaan en totaal onschuldige fietsers en wandelaars het leven zuur te maken. Niet te ontwijken. Dit was afgesproken werk.

Het ene na het andere nietsvermoedende slachtoffer moet hier zijn getroffen. Het moet een feest zijn geweest in die appgroep, kort na weer zo’n voltreffer. ‘Ja, het is gelukt, ik zit op zijn arm!’, zo moet één van die vliegjes vol trots hebben gemeld. ‘Het lukt deze fietsende grapjas niet om mij eraf te slaan. Ik ben al bijna in Vorden!’ En dan een ander vliegje in lichte paniek: ‘Ik geloof niet dat ik nog terugkeer, volgens mij ben ik ingeslikt.’

Zouden ze überhaupt terugkeren? Of zouden ze verderop gewoon aansluiten bij een nieuwe appgroep? Het maakt immers niet uit over welk weggetje je fietst. Ze zijn overal. De vliegjes vormen een soort prelude op wat deze zomer komen gaat. Alsof ze willen zeggen: ‘Het mag nu dan nog meevallen met de hooikoorts en de eikenprocessierups is inderdaad nog nergens te bekennen, maar wij zijn er alvast!’

Tussen het rondvliegende ongedierte door was het vorige week nochtans maximaal genieten van het fijne lenteweer dat zo vroeg in het jaar onze kant op kwam. Fietskilometers gingen ineens veel sneller voorbij. Wandelingen werden plotsklaps nog een stukje aangenamer. En onderweg lonkten steeds meer ijszaken met bolletjes in zoveel smaken dat je er zonder veel moeite in kon verdwalen.

Veel tijd om tussen het aardbeien-, oma’s appeltaart- en after eight-ijs de weg terug te vinden, was er niet, want binnen de kortste keren dreef er alweer een frisse wind over de Achterhoekse velden. Alsjeblieft. Een pak wolken. Minstens tien graden eraf. Het bleef immers Nederland. De korte broek was nog niet uit de kast of de weergoden lieten alweer noteren: ‘Zomerweer: functie elders.’

Gezegdes als ‘maart roert zijn staart' en ‘april doet wat hij wil' komen dit jaar dan ook weer maximaal tot hun recht. We gaan van de winterjas naar de zomerjas naar helemaal geen jas en weer terug. Eén voordeel: als die vliegjes met z'n allen ergens niet tegen kunnen, dan zijn het wel zeer lage temperaturen. Het gaat de komende nachten opnieuw richting het vriespunt. Dat zal ze leren.