Klaas

Ik kom in het nieuwe jaar een man tegen die ik wel ken maar niet vaak zie. Hij heet Klaas Morgenstern en woont met z’n Duitse vrouw in dezelfde streek als ik, maar we lopen nooit op hetzelfde moment in hetzelfde bos. Als we elkaar toch zien, zit hij op een paard, en loop ik op m’n benen. Hij heeft vier paarden. Er gaan al enige tijd geruchten dat zijn vrouw hem heeft verlaten. Ik vraag het hem bij deze gelegenheid. Hij knikt vanuit de hoogte. Als je vanaf de grond praat met iemand op een paard is de afstand zeker een meter vijftig, we hoeven ons geen corona-zorgen te maken. Hij vertelt dat ze op een ochtend bij het ontbijt plotseling zei: ‘Het is genoeg.’ Hij was verrast, ze waren drieëndertig jaar getrouwd. Het eerste half jaar hadden ze wel eens woorden gehad, daarna nooit meer. Het was een onberispelijk huwelijk, ze woonden in een gesloten bosperceel, ze zagen niemand, niemand zag hen. Ze hadden geen kinderen, ze lazen geen kranten, ze lazen gedichten en speelden soms zwijgend spelletjes. Ze gingen rustig uit elkaar, soms belden ze nog wel eens. Ik vraag of hij geen nieuwe vrouw zoekt. Nee, het bevalt hem wel zoals het is, de paarden vragen veel aandacht. Zijn vrouw is naar Brazilië verhuisd. Hij heeft vernomen dat Duits de tweede taal in Brazilië is. Er zijn veel dorpen met huizen uit de Beierse Alpen – overhangende daken, rijen geraniums. Ik zeg dat ik de paarden wel kan verzorgen als hij haar wil bezoeken in Brazilië. Hij geeft toe dat hij er wel eens aan denkt, maar dat hij zich onzeker voelt bij het idee. Hij is bang dat hij niet weet wat hij moet zeggen. Ik vertel hem dat Adriaan Morriën hetzelfde gevoel had toen hij in Parijs achter een meisje aanging. Hij schrijft in zijn dagboek:

‘Wanneer ik mijn pas versnelde zou ik haar gemakkelijk kunnen inhalen. Zou ik haar aanspreken? Maar wat moest ik zeggen? Ik sprak weliswaar Frans, maar een Frans dat ik had gestudeerd. Ik was slecht op de hoogte van de omgangstaal waarvan je, in welke taal ook, gebruik maakt om het ijs te breken, een vrouw niet meteen af te schrikken.’

Ik zie dat Klaas Morgenstern twijfelt. Morriën is een schuinsmarcheerder in Parijs, zijn geval is volstrekt anders. Ik ben bang dat ik binnenkort vier paarden moet verzorgen. (Wat ik nog nooit gedaan heb.)