Tekst en Uutleg

Wat is eigenlijk oppositie? Volgens mijn woordenboek: tegenstand, verzet, dwarsliggen en kritiek. Heel nuttig als het gaat om overheersing, agressie of misdaden en verkeerde opstelling van overheden.

Wat mij tegen staat is kritiek om de kritiek, de zoektocht naar spijkers op laag water, de schimpscheuten en de verdachtmakingen. Dat heeft mij – jaren geleden – uit de politiek verdreven en toen was het nog lang niet zo erg als tegenwoordig.

Vóórdat u gaat denken dat ik van de zachte heelmeesters ben, een ‘Jan Doedel‘ die met de mantel der liefde elke misstap wil bedekken, kan ik u zeggen dat ik de commissie-Van Dam zeer bewonder om de scherpe veroordelingen wat betreft de fouten binnen de ministeries van Sociale -, Economische – en Justitiële zaken. Renske Leijten en Pieter Omtzigt spoorden de onmenselijke methodes op en toonden aan hoe fout het kan gaan met het verstrekken van toeslagen, subsidies en uitkeringen.

De gevolgen konden we aflezen van de gedupeerde gezinnen die in de moeilijkheden kwamen en het hoofd niet boven water konden houden; en dat in een welvarend land waar de meeste bomen tot in de hemel groeien – pardon, groeiden. De omstandigheden hebben ons de slagroom van de taart geschept, de tering naar de nering gezet en dat dwingt ons de verdeling van de welvaart beter onder de loep te nemen.

Allereerst de benadeelde gezinnen ieder het zijne geven en daarna allen die in nood verkeren een menswaardig bestaan bezorgen en de zieken verzorgen en de verzorgers ondersteunen en elkaar beschermen door thuis te blijven.

En dan op zoek gaan naar de schuldigen, de verantwoordelijken die nalatigheid te verwijten is en hebben zitten slapen achter hun bureau en computer; Van Dam en medewerkers hebben hen op het oog en moeten er zorg voor dragen dat de juiste personen met de vinger worden na gewezen en op de pijnbank worden gelegd en daar de duimschroeven aan te draaien. Klinkt hardvochtig merk ik en zo bedoel ik het ook; in geen jaren zo’n diepgaand en effectief onderzoek geweest door het parlement, dit kan niet zonder gevolgen blijven voor hen die de wet onjuist toepasten en de echte fraudeurs niet wisten op te sporen.

Het kan niet zo zijn dat de verantwoordelijkheden steeds een trede hoger worden opgeschoven totdat ze de ministeriële verantwoordelijkheid hebben bereikt; de mensen die er voor dóór hebben geleerd en ervaren rekenmeesters zijn kunnen toch wel misstanden signaleren? En áls er dan een minister in gebreke is gebleven en te zwaar op zijn ambtenaren heeft geleund en moet vertrekken, dan kan toch niet de ambtelijke top blijven zitten? Of weten zij bij voorbaat bij welke rechter ze kunnen aankloppen om hun ontslag aan te vechten?

G. H.
geertholterveld@gmail.com