Gezicht

Over het algemeen is schrijven voor de krant een tamelijk anonieme bezigheid. Je naam staat weliswaar boven de verhalen die je schrijft, maar het gros van de lezers heeft daar geen beeld bij, zeker niet als de verhalen door de hele regio verspreid worden. Daarbij valt die naamsvermelding boven zo’n artikel menigeen niet eens op. ‘Nog nooit op gelet!’, hoor ik vaak. Heel anders is dat bij deze column, want hier staat een foto bij.

Op mijn wandelrondjes rondom Hengelo leidt dat nogal eens tot wat herkenning. “Nu weet ik wie u bent!”, zei een vrouw met een klein hondje laatst tegen mij. Ze zei het met enige trots in haar stem, alsof ze een grote ontdekking had gedaan. Sindsdien komen we elkaar bijna dagelijks tegen. Wat ook gebeurt, is dat mensen elkaar aanstoten. Voorbijlopen in de Regelinklaan en op net hoorbare fluistertoon tegen elkaar zeggen: “Dat is die journalist!”

Nu het zomer is en de campings vol staan, kom ik onderweg vooral veel toeristen tegen. Ze trekken er op de fiets op uit en slingeren zich over plattelandsweggetjes een weg door de Achterhoek. Ik loop dan langs één van die weggetjes. Zij zijn geen vaste lezers van de lokale en regionale kranten, volgen de bijbehorende sociale media niet en dus is er van herkenning geen sprake, maar altijd is er een goeiedag waaruit de nodige vakantievrolijkheid spreekt.

Dat is logisch. Op vakantie is alles een beetje mooier. Er is even ontsnapt aan de drukte van thuis en de dagen bieden eindeloze mogelijkheden. Ik stap na deze wandeltocht weer in de auto op weg naar een nieuwe klus, deze mensen fietsen de vrijheid tegemoet. Tijd speelt even geen rol. Onderweg een terrasje pakken? Niemand houdt ze tegen. Wellicht wacht er in de avond na een fijn etentje nog een potje jeu de boules op de camping. Of anders gewoon een goed boek voor de caravan.

Aan de manier waarop de passanten goeiedag zeggen, probeer ik te achterhalen waar ze vandaan komen. Een heel net ‘goedendag’ klinkt behoorlijk anders dan de gemiddelde Achterhoekse groet. Op basis van het accent valt ook heel wat thuis te brengen. Wassenaar heb ik al gehad. Amsterdam meende ik langs te horen komen. Brabant ook. Het zijn – toegegeven – wilde gokken. Misschien ligt de waarheid wel in Oldeberkoop of Wieringerwerf.

In deze regenachtige week kom ik tijdens mijn wandelingen vrijwel niemand tegen. Alleen achterop de zandweg loopt een vrouw, vlakbij de camping. Ik heb haar nog nooit gezien. Dat moet een campinggast zijn, denk ik nog. Ze is vast net aangekomen en nu in haar lange regenjas de omgeving aan het verkennen. We groeten elkaar en passeren, maar bijna direct roept ze me terug: “Ie bunt die schriever! Wat leuk! Ik herken oe an oew gezicht!”