Karla Prinsen krijgt een medaille uitgereikt door haar commandant. Foto: MC1(AW) Burt Eichen

Karla Prinsen krijgt een medaille uitgereikt door haar commandant. Foto: MC1(AW) Burt Eichen

‘Ik wilde het verschil maken daar’

Algemeen

Karla Prinsen, arts in Afghanistan

Door Liesbeth Spaansen

HENGELO – Ze volgt de actualiteiten vanuit Afghanistan niet actief, alleen als ze toevallig het nieuws op heeft staan. “Ik vind het wel een vreemde gewaarwording om de beelden van de huidige situatie daar te zien. Wat een contrast met 2011 toen ik in het noorden van Afghanistan verbleef”, vertelt Afghanistanveteraan Karla Prinsen uit Hengelo. “Ik heb enorm te doen met de bevolking daar, vooral met de vrouwen, hun positie is echt dramatisch verslechterd.” Zij werkte in 2011 ten tijde van de ‘missie Kunduz’ drie maanden in de noordelijke regio van Afghanistan in Mazar-e-Sharíf, de hoofdstad van de provincie ten westen van Kunduz. “Op dat kamp – Camp Marmal - waren militairen van zeer veel verschillende nationaliteiten aanwezig, onder andere Amerikanen en Duitsers, vanuit Nederland waren er ongeveer 100 militairen gelegerd waarvan vier vrouwen.”

Karla Prinsen (1983, ziekenhuis Doetinchem) groeide op in Ulft, maar verhuisde naar Toldijk toen ze vier jaar was. Ze is oudste thuis en heeft een broer en twee zussen. Na basisschool De Rank en VWO op het Ulenhofcollege in Doetinchem, studeerde zij geneeskunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen. 

“Op mijn 17de wilde ik piloot worden, maar uiteindelijk koos ik ervoor geneeskunde te willen studeren, ‘flying doctor’ leek mij ook wel wat. Toen er aan het einde van de geneeskundestudie door een vliegerarts een lezing werd gehouden over het werken als arts bij defensie wist ik, dat ik daar heen moest. Het humanitaire aspect van de militaire inzet sprak mij enorm aan, ik wilde mensen in crisisgebieden helpen.”

Zij ging in 2009 naar de Koninklijke Landmacht voor de opleiding tot algemeen militair arts. “Op de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda volgde ik een drie maanden durende training tot officier-specialist en vervolgens een achttien maanden durende functieopleiding tot algemeen militair arts (AMA) vanuit het Instituut Defensie Geneeskundige Opleidingen (IDGO) in Hollandsche Rading. Daarin liep ik onder andere stage bij een huisarts in Rijssen, gevolgd door een stage op de Spoedeisende Hulp van het Rijnstate in Arnhem. Je moest van alle aspecten iets weten: (militaire) rechtspraak, Arbowetgeving, spoedeisende hulp, luchtvaartgeneeskunde, maar ik wílde ook graag alles weten.”

Na het afronden van de interne opleiding eind februari 2011 werd zij per 1 maart geplaatst bij 400 Geneeskundig Bataljon (een legereenheid) op het gezondheidscentrum in Garderen, op de Generaal Majoor Kootkazerne. Als AMA werkte Karla onder supervisie van een huisarts en ze werd daar waar er artsen tekort waren, uitgeleend aan andere gezondheidscentra. “Ermelo, ’t Harde, Wezep en Schiphol vielen ook onder 400 GNK, zo kwam het dat ik ooit ook eens spreekuur mocht draaien op Schiphol in Toren C van het WTC. Ik deed de spreekuren in camouflagepak voor militairen die verplicht zijn om bij defensie zorg af te nemen. Dat is om de gezondheid en tegelijkertijd de inzetbaarheid van de militairen te kunnen monitoren.”

Naar het Afghaanse Mazar-e-Sharíf om een vliegerarts van de Koninklijke Luchtmacht te vervangen was een grote stap. “Een verantwoordelijke medische taak. Ik was vers van de opleiding, 27 jaar, maar een beroepsmilitair gaat als die wordt aangewezen. Bovendien was dit ook waarvoor ik had getekend.” Ter voorbereiding ging Karla onder andere naar Den Haag voor de briefing door de medische legerleiding. “Een bijzondere periode. Zes weken van tevoren hoorde ik dat zou vertrekken voor een uitzending van zes maanden. Dat werden er uiteindelijk drie. Ik wilde verschil maken daar, maar ik zat permanent binnen de poorten op het kamp, mijn functie was te kostbaar om buiten de poorten in eventueel gevaar te laten komen. Op het kamp in Mazar-e-Sharíf was een groot militairvliegveld, waar lading en/of personeel werd geladen en gelost. Ik ging op de fiets door het tentenkamp. Het was in die tijd een rustige regio, ik heb het eigenlijk heel goed gehad. Geen narigheid meegemaakt. Wel altijd licht en geluid van het vliegveld en het was er warm in de zomer. Toen ik in augustus 2011 arriveerde was het er 55 graden, in de schaduw. De nachten waren aangenamer dankzij de airco’s in de slaaptenten, maar nog steeds rond 40 graden.”

Karla Prinsen werd destijds ook wel de ‘spelletjesdokter’ genoemd. “Er was toen nog geen gratis internetvoorziening voor privégebruik, dus ik speelde in de vrije tijd volop Carcassonne of Scrabble met de collega’s.” Ze genoot van de mooie lokale spullen op het marktje op het kamp en het uitzicht op de uitlopers van het Hindoekoesj gebergte. “Ook het contact met de lokale bevolking was bijzonder, zij het sporadisch en alleen binnen het kamp. Mijn hoop was dat ik kon worden ingezet voor humanitaire missies, dit was voor mij een belangrijke drijfveer om bij Defensie te solliciteren. In juni 2021 heeft Nederland zich, na twintig jaar, teruggetrokken uit Afghanistan en ik denk dat we niet alles hebben kunnen waarmaken. Maar dat zijn onder andere politieke keuzes. En bovendien, wie zijn wij om daar onze normen en waarden op te leggen? Er is wel gewerkt aan meer scholing, vooral ook gericht op de meisjes en vrouwen, er zijn bijvoorbeeld ook vrouwelijke agenten opgeleid. Ik vind het triest dat het is misgegaan met de evacuatie. Dat was eigenlijk ondoenlijk. Naar ik begreep waren er onder andere te weinig tolken om te bepalen wie recht hadden om te mogen gaan. Het is makkelijk kritiek te hebben, maar we weten niet alles over de achtergronden van de gemaakte keuzes. We mogen van geluk spreken dat we in Nederland zijn geboren. Er is hier vrede en veiligheid en vrouwen hebben net zoveel rechten als mannen. Dat is ieder mens gegund.”

Succesvolle stabilisatie van Afghanistan kon ook niet in één generatie worden opgelost. “Het land is een enorme lappendeken van culturen. Er is voor vrouwen en minderheden veel bereikt, maar de vele machtige mensen - mannen - bepalen.”
Er zijn mensen gesneuveld bij hun poging te vluchten voor de Taliban. “Dat raakt me als veteraan zeker, maar het komt voor mij niet zo dichtbij als voor de veteranen die nauw met de Afghanen hebben samengewerkt. Ik zag wel koks, beveiligers en tolken, maar op een afstand en werkte niet met hen samen. De mensen waar ik zorg voor had waren alleen de militairen: kwartiermakers, genisten, ict’ers en politie op trainingsmissie. Daarnaast liep ik twee dagen in het ziekenhuis rondes en assisteerde bij operaties en ook wel als tolk.”
Toch kon Karla, door de summiere voorbereiding en het feit dat zij individueel uitgezonden werd, haar draai niet snel vinden. “Ik was een piepjonge, kersverse, afgestudeerde algemeen militaire arts”, besefte ze. Met een bedrijfsmaatschappelijk werker en een fysiotherapeut vormden ze de drie vrouwelijke kapiteins. “Nu zijn we alle drie ‘kapitein buiten dienst’ en ontmoeten elkaar nog jaarlijks.”

Terugdenkend was het bezoek van minister Hans Hillen en generaal Peter van Uhm aan het kamp bijzonder. “Ook het opspelden van de medaille van de International Security Assistance Force (ISAF) door onze commandant was mooi. Toch was het fijn om weer naar huis te gaan. Op 1 november vloog ik terug vanaf Mazar-e-Sharif, tegelijk met de eerste lichting politietrainers vanuit Kunduz. Met een Amerikaans transportvliegtuig vlogen we naar Kreta voor twee dagen recuperatie, om uiteindelijk op 3 november weer in Eindhoven te landen.”
Karla pakte daarna het militaire leven weer op in het gezondheidscentrum in Garderen. “Het werk was er echter niet leuker op geworden en door al die bezuinigingen werd dat niet beter. Uiteindelijk heb ik in 2013 gesolliciteerd voor een opleidingsplek tot huisarts en ontslag genomen als algemeen militair arts. Ik ben toen in 2014 begonnen met die vervolgopleiding aan de Radboud Universiteit, maar vanwege gezondheidsredenen heb ik dat niet afgerond. Nu werk ik parttime in een administratieve functie.”

Een aantal decennia geleden was Afghanistan nog een vakantieland. Dat is nu zeker niet het geval. “In de jaren ‘70 kon je op de fiets naar Kabul, dat was een moderne stad, ‘hip and happening’. Als er weer vrede is, zou ik daar wel op vakantie willen. Ik wil in Mazar-e-Sharíf een bezoek brengen aan de Blauwe Moskee waar ik veel over gehoord heb en mooie foto’s van heb gezien. Ik weet overigens niet of deze nog wel intact is.”

Karla Prinsen genoot van het uitzicht vanuit Kunduz op uitlopers van het Hindoekoesj gebergte. Eigen foto

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant