
Resten
OpinieHet is zaterdag en voor het eerst sinds weken rest mij niets anders dan dit rommelig huishouden en het bedenken van een avondmaal, leegte lonkt en mijn joggingbroek nestelt zich tegen rustige dijen die langzaam voortbewegen. Bij het bestijgen van de trap heb ik al een bergetappe in de benen, maar het kan me weinig schelen.
Tussen hopen en resten van weken vol drukte vind ik namelijk de vrijheid te scharrelen; met wasmand, stapels en liedjes in de oren. Woorden die zingen over lichtjes blijven vinden. Ik denk aan hoe ik later een tikkeltje krom in jouw schaduw wil staan en zie dan het volle wasrek staan. Ons huis is koud en vochtig; zo snel als de zomerzon de handdoeken bruikbaar maakte, zo langzaam absorbeert nu de atmosfeer wat weer en wind niet meer vervliegen doet. Het is goed, de dagen vertragen en zo ook dit proces.
Ik schuifel met een klapkrat vol overblijfselen van een optreden dat ik gaf. Op rij één de kinderen en hun glimlach, ze brachten twee repen chocolade mee om de herinnering nog zoeter te maken. Het is ze vergeven dat ze de wasmand in één klap overbevolken, juist wanneer ik denk de stroom te controleren.
“Mijn oudste twee kinderen zitten in de zaal”, sprak ik. Een applaus volgde, als ware het een prestatie ze de ruimte binnen te hebben gekregen. Ik denk glunderend aan hoe ze op al mijn spinsels aanhaakten, gniffelden om uitspraken en gegeneerd wegkropen bij ontboezemingen. ‘k Heb gedeeld hoe ik moet plassen van elke trampoline en nog altijd dansend door de kamer raas. Ze zijn allang niet meer verbaasd, weten dat ik de onbevangen moeder in mezelf bewaak; met een intuïtie die sprakeloos en rotsvast tegelijk maakt.
Ik denk aan hoe later m’n glimlach in een glaasje op het nachtkastje geraakt en ik jou dan een natte zoen geef. Of tenminste, aan dat die wens leeft. Als alles hangt, bij elkaar hangen. Ons tonnetje rond met een driehoek overeind hijsen. Ik blaas het stof van het bedlampje en strijk de dekbedden recht. Vind op m’n bureau alle paperassen die niet in de kast passen. Overblijfselen van een trouwseizoen en wat mij daarmee verbindt, zodat ik mezelf in die ruïnes terugvind.
In mijn oren iets over oud worden, maar jong blijven. Hoopvol en weerbaar zijn. Op mijn witte pillende verdwijn-trui de resten van een reep chocolade; puur met marsepein. De kinderen kennen mijn smaak, mijn dijen gedijen inmiddels iets dichter op de joggingstof. Nu heb ik al mijn tanden nog, dus eet ik die tweede reep ook maar op.