Afbeelding

Levenslang

Opinie

De man in de wachtkamer – ik schatte hem 80 jaar oud – was weinig onder de indruk. Bloedverdunners, die had hij al jaren. Als hij hier één keer met zijn hand tegen de wand klopte, dan had hij al een blauwe plek. Hij deed het niet, maar ik geloofde hem. De man zat hier voor zijn vrouw, die hier aan het begin van de middag met de ambulance was binnengebracht. Inmiddels was het buiten al donker, de werkdag was voor velen ten einde gekomen, maar het wachten op nieuws duurde voort.

De wachtkamer van de Spoedeisende Hulp van het Slingeland Ziekenhuis was leeggestroomd. De enorme drukte van een paar uur eerder had plaatsgemaakt voor rust. Even hiervoor was ik over de gang naar dit bankje in de wachtkamer gestrompeld en naast de man gaan zitten. Zelf had ik wel een patiëntbandje om, want de pijn in mijn linkerbeen bleek tóch meer te zijn dan een spierenkwestie. Er was trombose vastgesteld. Wéér die verrekte trombose. Nu zat ik eraan vast: levenslang bloedverdunners.

Vorig jaar april was ik hier ook, toen lag ik op een bed in één van de behandelkamers. En toen al vond ik de manier waarop het personeel hier onder immense druk werkte bewonderenswaardig. Artsen en verpleegkundigen straalden te midden van deze hectiek bakken vol rust en kunde uit. Zo ook nu. En aan de drukte was in die ruim anderhalf jaar tijd weinig veranderd. Ze vertelden het er ook direct bij. Het ging een tijdje duren. Twee, misschien wel drie uur. 

Anders dan vorig jaar hoefde ik nu niet per se in een bed te liggen. Na de benodigde checks werd ‘mijn’ kamer dan ook vrijgemaakt voor een patiënt die het bed harder nodig had. Ik werd de patiënt van ‘het kamertje van Lisanne’. Dat was geen behandelkamer, maar een kantoor met vier stoelen, een bureau en een bespreektafel. Het hoorde niet, maar nood brak wet. Ik begreep het. Daarbij was de persoonlijke aandacht onverminderd professioneel, warm en groot. 

In de hoek vond ik een paar tuinstoelkussentjes, ik maakte het mezelf comfortabel. Naast een groot computerscherm in het kantoor hing een klok waarop elke minuut een eeuwigheid duurde. Daar kwam een einde aan toen ik de dokter weer zag verschijnen. Ze vertelde dat de onderzoeken waren afgerond, ik mocht naar huis. Een verpleegkundige leerde mij hoe ik een steunkous moest aantrekken. 

Door vrijwel verlaten ziekenhuisgangen duwde mijn vader mij in een rolstoel terug naar de hoofdingang. De man in de wachtkamer zag ik niet meer. Ik hoop dat het goed gaat met zijn vrouw. Nu we bijna een week verder zijn, loop ik elke dag een klein beetje beter. Elke dag iets verder in weer een nieuw hoofdstuk. Op kerstkaarten leg ik de nadruk op gezondheid, ik dank de medische zorg en ik klop af en toe zachtjes tegen de wand. Voorlopig is er niets te zien.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant