Rocco Osterman. Foto: Frank Vinkenvleugel

Rocco Osterman. Foto: Frank Vinkenvleugel

‘Ik bid maar zit niet in de fanclub van God’

Maatschappij

ACHTERHOEK - In Veur de Draod beantwoorden Bekende Achterhoekers stellingen. Vandaag Rocco Ostermann (56), de rock-’n-roll bulldozer uit Dinxperlo.

Door André Valkeman

1) Mijn mentale bui is:
“Goede zin, niet kapot te krijgen. Voor mijn huis zijn al weken straatwerkzaamheden. Ik word wakker met een kakafonie aan drilboren en slechte Hilversum 3-herrie. Maar desondanks: vrolijkheid.

Terwijl mijn hoofd een laboratorium van verbeelding is bij prikkels, waar altijd licht brandt. Door poëzie kan mijn hoofd rustiger geworden, dat gebruik ik veel. C.O. Jellema’s gedicht Zomernacht bijvoorbeeld: ‘Doe nu die gedachten dicht van je. Denk nu eens liever niet na over morgen (…) Doe in je hoofd uit de lamp…’. Prachtig.’’

2) Ik lijk het meest op ‘mien va/mo’:
“Mijn vader is een gezellige kletsmajoor. Dat ben ik ook wel. Mijn moeder correspondeerde met haar zus in Canada. Goh, dat vond ik mooi. Gedachten op papier zetten, dat wilde ik ook. Ik ben zodoende een mix. Het ouwehoeren van mijn vader, het schrijven van moeder.

Wat betreft genealogie lijk ik op niemand. In mijn stambomen geen muzikanten. Huisvrouw, fabrieksarbeider, wethouder… Dat waren meer de beroepen.’’

3) Dit is mijn grootste angst:
“Dat wij heel de wereld naar de klote helpen. Door klimaat, oorlog, alles. Zouden we onze aarde vanaf het melkwegstelsel kunnen zien, dan zouden we wegsmelten en het op waarde schatten. Nu maken we het vakkundig kapot.

Wubbo Ockels vertelde het, hevig emotioneel, vlak voor zijn dood. Hoeveel liefde de aarde hem gaf, toen hij het in de ruimte aanschouwde. Dat overzichtseffect van astronauten, beeld ik mij vaak in. Wees zuinig op de aarde, zei astronaut Ockels. En dan bedenken wij dingen als kut-atoombommen. Ik word er woest van, in een cocktail van onmacht. Denk niet: zo’n vaart loopt het niet. De aarde kan echt kapot.’’

4) Na de dood is er:
“Als twintiger had ik een woeste periode. Seks, drugs, rock-’n-roll. Ik bad: voor een ja of nee. Ik weet niet meer welke vraag hoor. De volgende dag las ik in een folder: ja. Gods antwoord, dacht ik. Sindsdien bid ik. Ik zit niet bij de fanclub van God, maar ik voel dat er een dimensie om ons heen is. Misschien is er dus een plek waar alle dooie mensen zijn.”

5) Dit is mijn laatste vechtpartij:
“Tweemaal vocht ik in mijn leven. Ik liep ooit een keer op de stoep. Iemand deed ineens de portier los, ik knalde ertegenaan. Ik zei er iets van. Voor ik het wist had ik er één aan mijn bek en sloeg ik ook terug.

En in Londen werd ik ooit klemgezet door hooligans. Ik speelde Ierse protestliedjes op straat, die pruimden zij niet. Dat werden wat vegen over en weer en toen moest ik een wereldrecord op de 250 meter lopen.

Ik zoek nooit trammelant, ik kwam er die keren in terecht. Ik ben ook groot en kleedde mij toen apart. Dat wekte op verschillende manieren de aandacht, zoals toen in Duitsland. Een vriendin van een gozer met zo’n stierennek vond uitgerekend mij leuk, die stierennek zag dat: ‘Ich schlage dir alle Blut aus dem Gesicht’, zei-ie. Goddank lulde ik mij daar dan weer uit.’’ 

6) Toen was ik het gelukkigst:
“Op een lange reis zijn, met je vriendin. Australië, Azië, Amerika. On the road, hartslag van een schildpad en alle beelden opzuigen. Maar ook wel mijn eerste platencontract, of dat ze mij vroegen om in de jeugd van De Graafschap te keepen. Gouden momenten.’’

7) Ik kan buiten de Achterhoek wonen:
“Ja, ik woon immers in Arnhem. Maar ik kan nergens komen zonder dat ze zeggen: dat is Rocco Ostermann uit de Achterhoek. Ik blijf Achterhoeker, ik kom er ook nog iedere week.’’

8) Hierom huilde ik voor het laatst:
“Laatst stond ik bij de kist van mijn moeders tweede man. Ik hoorde dat haar stem brak - toen ze hem bedankte - op een wijze zoals ik het nog nooit gehoord had. Ja, toen kropen die tranen ook rond mijn ogen.’’

9) Mensen met een accent zijn:
“Mensen die er altijd moeten zijn. We behouden er unieke woorden mee. Ie bun’t een drietebeul, dat klinkt fantastisch. Maar: ‘Hé, jij poepzakje!’Ja, dat werkt niet. Leve accent en dialect.’’

10) Dit komt er op mijn grafsteen:
“Er is een Engelsman die erop liet zetten: ‘I told you I was sick, bastard’. Zoiets grappigs is mooi. ‘Wij zijn anderen’, ook prachtig, maar op een andere wijze. We bestaan uit zovele invloedssferen. En niet iedereen is zich daar altijd van bewust.’’

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant