Afbeelding

A.L. Snijders | Winkelraam

Algemeen

Winkelraam

Tachtig jaar geleden liep ik vaak met mijn moeder in de Scheldestraat in Amsterdam. Ik was twee jaar, dus zonder mijn moeder ging het niet. In 1971 ben ik naar de Achterhoek verhuisd, maar door omstandigheden kom ik tegenwoordig weer vaak in Amsterdam.

De Scheldestraat behoort tot de Rivierenbuurt, waar ik in een klein straatje geboren ben. Ik herinner me veel uit die tijd, in ieder geval meer dan uit de tijd van nu.

Gisteravond at ik in een Italiaans restaurant, waar veel Italianen zaten te eten, en waar de eigenaar ook werkelijk een Italiaan was. Ik zat aan een hoektafeltje met mijn rug naar de anderen gekeerd en luisterde naar de Italiaanse taal. Toen iemand me op mijn schouder tikte, kon ik niet vermoeden dat het een bekende zou zijn. Het was een jonge vrouw die in de Achterhoek woonde en wel eens iets van me las in een plaatselijke krant. Zij was dus niet een bekende van mij en ik was eigenlijk ook geen bekende van haar. Het bijzondere was dat ze nog nooit in Amsterdam was geweest en daar ook niemand kende. Het was een buurjongen die haar had gevraagd om een auto op te halen die hij op een adres in de Rivierenbuurt gekocht had. Op dit ogenblik maakte hij met de eigenaar een proefrit en wachtte zij op hem in dit restaurant.

Ik vond het een beetje pijnlijk, ik ben wel geïnteresseerd in het toeval, maar er zijn toch situaties waar ik geen greep op heb, en ik had het idee dat dit zo'n situatie was. Ze was niet erg spraakzaam en liet mij de kolen uit het vuur halen.

De buurjongen was haar misschien na de transactie vergeten en teruggereden naar huis. Pas bij het oversteken van de IJssel schoot hem te binnen dat hij op de heenweg iemand bij zich had gehad. Hij wist niet wat hij moest doen, hij durfde haar niet te bellen, het was voor hem een onaangenaam verhaal geworden.

Intussen had ik haar verteld dat ik in de oorlog in deze buurt had gewoond en na de bevrijding als achtjarige had meegedaan met een tekenwedstrijd. Een tekening van mij was opgehangen in de etalage van een sigarenwinkel om de hoek. Tot mijn ontzetting hoorde ik mezelf vragen of we even naar die winkel zouden gaan kijken, en tot diezelfde ontzetting hoorde ik haar ja zeggen. Het winkelraam was er nog, maar er werden geen sigaren meer verkocht.
Terwijl we daar stonden werd ze opgebeld door haar buurjongen uit de Achterhoek. Hij was haar inderdaad vergeten. Ze reageerde rustig en zei dat ze geen geld voor de trein had. Ik heb de reis voor haar betaald. Ik had geen idee welke rol ik eigenlijk speelde.

Later op de avond realiseerde ik me dat ik niet eens geïnformeerd had waar ze woonde in de Achterhoek.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant