Afbeelding
Foto: Nick Oostendorp

Column Luuk Stam - Crossvirus

Algemeen

Crossvirus

Het heerst. Het gaat rond. Het is overal. Of het nou langs een baan in Halle, in Lichtenvoorde of - zoals afgelopen weekend - in Lochem is, de Achterhoek blijkt keer op keer een vruchtbare bodem voor alles wat door het zand raast. De cross op 't Hengelse Zand mag dan verdwenen zijn; de deelnemerslijsten bewijzen dat het ook in Hengelo en omgeving nog altijd rondcirkelt. Het crossvirus is niet te stoppen.

De lijst van verschijnselen is lang. Rondom de crossbaan keren ze iedere keer weer terug. Neem alleen al het gebeuren kort voor een wedstrijd. Het opzetten van de bril met de brede band over de helm. Het aantrappen van het zand op de startplek. Het laatste slokje drinken kort voor aanvang. Het starten van de motor. Het vlak voor het vallen van het hek even naar boven kijken om steun te zoeken bij een dierbare. En dan klaar voor de start.

Langs de kant staat het vol met familie en vrienden. Kinderen dragen de kleurrijke shirtjes met daarop de nummers van hun helden op de baan. Niet zelden zijn die helden hun vaders. De allerjongste talenten houden zelf hun eigen wedstrijdjes en gaan rond op crossfietsjes of op - nog kleinere - loopfietsjes. Zij hebben hun eigen baan. Die loopt midden tussen het publiek door. Een tak dient als starthek.

Als het grote starthek valt, klinkt bulderend motorgeluid. Iedereen gaat voor wat in het wereldje de holeshot heet. Iedereen wil als eerste door die eerste bocht. Die o zo belangrijke eerste bocht. Daarna volgen de bulten, de sprongen, de bochten. Langs de kant worden continu posities doorgegeven. 'Hij ligt vierde!' 'Slechte start!' 'Hij schuift op!' 'Wat is dit ongelofelijk spannend!' 'Hij komt dichterbij!' 'Het kan nog!'

Na zo'n wedstrijd verlaten de gladiatoren het strijdperk via een klein laantje. Ze rijden er door een haag van mensen. De rijders nemen de felicitaties na een overwinning of juist de bemoedigende schouderklopjes na een tegenvallende prestatie in ontvangst. Helmen en brillen gaan weer af. Nat bezwete haren komen tevoorschijn. Op de getekende gezichten vechten stof, modder, vreugde en verdriet om voorrang.

Alles komt samen in het rennerskwartier. Een weiland omgetoverd tot grote camping. Na dit weekend weer gewoon een weiland. Nu kloppend hart van de cross. Elk team heeft een eigen tent. Een tent waar ze je uitnodigen voor een bak koffie. Waar de technische mannen sleutelen. Waar na de wedstrijd de verhalen klinken. Waar rijders – en in dit geval ook hun bakkenisten – zitten uit te hijgen op het trappetje in de deuropening van de camper.

Het mooie van de motorcross is dat je er zo ongelofelijk dichtbij kunt komen. Je kunt de blikken in de ogen zien. Je kunt het motorgeluid overal tussen de bomen horen. Je kunt de geur van benzine ruiken. Je kunt de spanning voelen. Je kunt het spektakel als toeschouwer bijna letterlijk aanraken. Als je een cross bezoekt, dan moet je wel van heel goeden huize komen om het virus niet te pakken te krijgen.


Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant