Afbeelding

Column Eva Schuurman - Broertje

Algemeen

Toen ik dertien was kreeg ik een broertje. Ik ervoer wat liefde op het eerste bericht was. Vanaf het moment dat ik van zijn geboorte hoorde, hield ik van hem. Intens bezorgd stond ik over zijn ziekenhuiswiegje gebogen. Mijn broertje had simpelweg de hik, maar ik vond het een zeer alarmerend geluid. 'Zuster, er is iets met mijn broertje.' Mijn zorginstinct werd met hem geboren.

Mijn broertje was de vijfde telg onder ons dak. We vochten om zijn poepluiers. Eerlijk waar. Die witte, dikke billetjes af te mogen vegen terwijl we hem zijn zoveelste lachje ontfutselden. Hemelse modder.. Auto's en vliegtuigen imiterend voerden we hem om beurten zijn fruithapjes en stukjes boterham. Er waren ongeschreven schema's over wie hem als laatste had geduwd of gedragen onderweg naar supermarkt of strand. Bij elk kraakje of piepje stonden we direct aan zijn ledikant. Hij was de mooiste van het land.

We delen niet dezelfde vader, mijn broertje en ik. Maar 'halfbroertje' klinkt half niet zo lief als 'broertje', dus die titel heb ik niet één keer in overweging genomen. Ik ben trouwens ook altijd zijn hele zus geweest, met heel mijn hart en heel mijn ziel.
Wanneer het mijn beurt was om mijn broertje op te eisen bezochten we musea, tropische zwembaden en pretparken. Hij kreeg Lego, Kapla en Meccano. We aten pizza, suikerspinnen en Pringles. En toen mijn broertje dertien was, gaf ik hem een nichtje cadeau. Het was het minste dat ik terug kon doen.

Inmiddels torent mijn broertje huizenhoog boven mij uit. Wanneer het regent heeft hij dat lichtjaren eerder door dan ik. Onder zijn schoenen past letterlijk de hele wereld en hij stoot zich aan deurposten waar ik moeiteloos - op mijn tenen - onderdoor kan. Ik ben een pygmee gebleven en hij is de grote vriendelijke reus geworden. Een (genetische) eigenschap die hij van zijn vader meekreeg, en ik van de mijne.
Zijn vader was net zo'n aimabele goedzak als mijn broertje geworden is. En dat terwijl hij hem nooit heeft gekend. Mijn broertje was namelijk 2 jaar en 1 maand toen zijn vader overleed. Zijn vader was zo leuk dat zelfs ziektekiemen hopeloos aan hem gehecht raakten.
Mijn broertje poepte tijdens de afscheidsceremonie middenin het gangpad zijn luier vol. Ik had hem met alle liefde verschoond, maar het was er het moment niet helemaal naar. De begraafplaats noemde hij 'de grote tuin' en lurkend aan een tuitbeker liep hij stuurloos over al wat roerloos bleef.

Er staat een glasplaat op het graf van zijn vader. Een plaat die oneindigheid veinst, maar hij weet wel beter. De dichtregel die zijn graf opsiert prijkt sinds kort in gitzwarte, chronische inkt op de onderarm van mijn broertje. 'Voor wie ik liefheb, wil ik heten.' Hij is inmiddels bijna 22, dus dat mag hij allemaal zelf weten. Mijn broertje drinkt tegenwoordig bier, gebruikt (hopelijk) deodorant en krijgt meisjes tegen zich aan. En vuisten. En soms is ie zo kort door de bocht, dat ik me verbaas dat hij nooit in de berm belandt. Maar wat hij ook uitvreet, hoe bont hij het ook maakt, hij is voor altijd helemaal van mij. En niet half. Want voor ik liefheb, wil ik heten. En ik heet 'Zus'.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant